ongeduld

ongeduld

terwijl kletskoppen op een
als kapiteins op de kade
elkaar de loef afstekend
het nieuwe normaal hekelen
omdat het toch niet gewoon
maar tijdelijk abnormaal is
betwijfelen de weifelaars
die toch al hun loopje nemen
mopperend fanatiek klagend
als kleine kinderen die dreinen
het nut en de echte noodzaak
van nog langer opgehokt zijn
omdat zij niet wachten kunnen
verbreekt nu de verleiding hen
de angst voor dodelijk verderf
die hun glimlach pauzeren laat
tot een nu kwaadaardig masker
dat hen driftig trappelen doet
op de deurmat van het geduld
dat schoon de huizen al poetste
toen de puzzels waren gelegd
op tafels overgoten door de zon
in nooit mooier geharkte tuinen
waarin de lente als zomer voelt
en alleen nachten vriendelijk zijn
als zij een morgen dromen laten
waarop alles weer is als voorheen

ongeduld

  • Verdicht in coronatijd | 4 mei 2020

Plaats een reactie