
de nachtelijke hemel is grijswit als een ondoorzichtig stofblad zweeft zij ons boven de daken tot het zich zacht vallend nestelt in het licht van het avondverkeer het sluipt in kieren en spleten stapelt zich op vensterbanken dwarrelt op takken en twijgen het fladdert over stad en land welke zij zo in witte lakens legt als de wereld langzaam wakkert speelt blij het kind van de jeugd waar ouderen schrikkerig glijden langs en tussen het werkverkeer dat als slakken langs hen kruipt nu het witte aerosolen sneeuwt ontvoert ons de winterse wereld naar een gewenste sprookjestuin waarin wij de duisternis ontvluchten van het vraatzuchtige coronaleed

Geschreven in de aanloop naar een historisch winterweekeinde in coronatijd | 6 februari 2021